Alvis TC 108 G(raber) 1957 van Peter en Irene Cappon.

Alvis TC 108 G(raber) 1957 van Peter en Irene Cappon.

Alvis TC 108 G(raber) 1957 van Peter en Irene Cappon.

Tekst: Rob Strating
Foto’s: Rob Strating en Niels d’Hooge

Prijzen
Bevorderend voor de verkoop van Graber producten waren de successen die Hermann Graber had op diverse concoursen. Zo won hij met een Panhard- Levassor in 1929 een concours in het mondaine St. Moritz en met een Duesenberg Cabriolet op het Concorso d’Eleganza Villa d’ Este aan het Comomeer in 1934.

500K
Nog even de Mercedes-Benz 500 K van 1934. Hij was voorzien van een originele Mercedes carrosserie en geleverd aan een klant in Zwitserland. Blijkbaar was die man het oorspronkelijke koetswerk beu en daarom gaf hij Hermann Graber in 1947 de opdracht een nieuwe carrosserie op het 13 jaar oude chassis te zetten. Ik zag hem in Basel en toen bedacht ik dat ik die auto ooit een keer eerder had gezien en gefotografeerd…
Ik ben gaan zoeken in dozen met foto’s en ja hoor: gevonden! Ik had hem op de foto gezet in de buurt van St.Moritz in het Zwitserse Graubünden in 1977.
Toen al was ik gebiologeerd door het bijzondere koetswerk..!

Na WOII
Van 1947 tot 1969 maakte hij naast alle andere merken, vooral carrosserieën op rolling chassis van Alvis, een chique Brits merk met betrouwbare techniek. Hij werd begin jaren ’50 zelfs importeur van Alvis in Zwitserland, later ook van Rover en kreeg gaandeweg steeds meer de rol van adviseur.

De Alvis ontdekt
Om het verhaal compleet te maken heb ik niet alleen Peter Cappon geïnterviewd, maar ook Peter Snoodijk die de restauratie heeft uitgevoerd.

Peter en Irene rijden al jaren met een MGA. De liefde voor auto’s is Peter met de paplepel ingegeven door o.a. zijn vader. “Ik ben met auto’s groot gebracht,” vertelde hij me.

400_schermafbeelding_2020-12-30_om_10_29_52.png 400_schermafbeelding_2020-12-30_om_10_30_25.png
400_schermafbeelding_2020-12-30_om_10_32_59.png 400_schermafbeelding_2020-12-30_om_10_33_49.png
400_schermafbeelding_2020-12-30_om_10_33_34.png 400_schermafbeelding_2020-12-30_om_10_34_22.png
400_schermafbeelding_2020-12-30_om_10_30_55.png 400_schermafbeelding_2020-12-30_om_10_34_32.png

Ik zag de Alvis van Peter en Irene voor het eerst op het laatste Oldtimerfestival in Axel in 2019 en heb Peter onmiddellijk gecomplimenteerd met de mooie blauwe TG 108 G. Toen rijpte bij mij al het idee om eens over deze beauty te schrijven, hetgeen na het bezoek aan het Pantheon nu ook is gebeurd.
Vervolgens heb ik een afspraak met Peter en Irene gemaakt voor een interview.
Ik laat Peter aan het woord: “Ik was op zoek naar een andere oldtimer naast mijn MG. In de zomer van 2016 ontdekte ik hem, samen met Peter Snoodijk bij de Oldtimerfarm in Aalter.
Ik viel meteen voor de grandeur van de Alvis. De originele Engelse kentekenplaten zaten er nog op - TLL 394 - , maar we zagen meteen dat hij compleet fout gerestaureerd was.”
Terwijl Peter me de allereerste foto’s laat zien, vertelt hij verder: “Hij had de achterlichten van een Rover P5, met behulp van heel veel plamuur.
Het achterscherm was wel tot 3 centimeter opgedikt, die lichten klopten echter absoluut niet, want origineel moeten dat kleinere zijn van een P4.
Gelukkig zat het originele plaatwerk er nog onder, dus dat viel nog niet tegen. Wel moesten we de grote gaten dichtlassen om de kleine units te monteren.
Dat was nog maar het begin, want het interieur deugde ook niet. Er waren wel foto’s en documentatie van de restauratie van de motor en die bleek inderdaad in orde te zijn.
Ik besloot hem in overleg met Peter Snoodijk te kopen met de zekerheid dat hij hem zou gaan restaureren.”

Licentie
De Alvis TC 108 G werd tussen 1956 en 1958 geproduceerd. Graber had al indruk gemaakt met de TC 21 die men veel mooier vond dan het standaard aanbod gebouwd door Mulliners in Birmingham. Die carrossier gaf echter de voorkeur aan Standard Triumph en Alvis had een beetje het nakijken.
De Drop Head Coupés kwamen van Tickford, maar die fabriek was in 1955 weer gekocht door David Brown die Aston Martin en Lagonda de prioriteit gaf boven Alvis.
Daarom werd besloten om de Graber-ontwerpen te kiezen voor een nieuw model en de rechten werden gekocht, wat resulteerde in de TC 108 G.
Graber heeft er zelf in Wichtrach 24 van geproduceerd. Deze 24 hebben allemaal iets andere details, want Hermann Graber gaf er absoluut de voorkeur aan zijn originele ontwerpen uitsluitend in Wichtrach te bouwen. Een contract voor de bouw van de TC 108 G werd getekend door busbouwer Willowbrook in Leicestershire. Hij werd uitsluitend geleverd als tweedeurs vierpersoons Saloon. Graber leverde de houten mallen, zodat de carrosserie er omheen kon worden geklopt. Willowbrook heeft er slechts 16 gemaakt, maar ze bleken te duur, zodat de deal werd beëindigd en men de voorkeur gaf aan Park Ward die de opvolger, de TD is gaan stansen. Voor de goede orde: alle Graber carrosserieën die in Engeland zijn geproduceerd dragen wel op het voorscherm de chromen handtekening van Hermann Graber.

De Alvis van Peter en Irene is er dus een van de 16 uit de fabriek van Willowbrook.
Peter: “De eerste eigenaar, Mr. Schulman, zag hem in 1956 op de London Motor Show en kocht hem voor zijn vrouw. Al vlug bleek dat er van alles aan mankeerde, vooral het elektrisch gedeelte was een hoofdpijndossier. Na vier jaar deed hij hem van de hand. De laatste eigenaar was een meneer Oakman. Zijn kinderen hebben de Alvis dus matig laten restaureren.

De restauratie
“Daarvoor moest hij helemaal uit elkaar,” gaat Peter enthousiast verder. “ik ben niet zo’n techneut, maar carrosseriedelen schuren kon ik wel, met veel dank aan Peter Snoodijk en een goede vriendenploeg die ons op zaterdagen met vereende krachten hielpen bij het weer opbouwen en mij van waardevolle adviezen voorzagen.”

400_2018-01-11_1.jpg 400_2018-01-27_3.jpg
400_img_0261.jpg 400_2018-02-03_1.jpg
400_2017-08-12_3.jpg 400_2017-10-21_2.jpg

Peter Snoodijk
Peter Snoodijk is directeur/eigenaar van een autobedrijf Bosch Car Service en van Snoodijk Classics in het industriepark Drie Schouwen Zuid in Axel. Ik ken hem al lang, want samen met hem zit ik in een commissie die de automobielen op het Oldtimerfestival beoordeelt.
Hij vertelt: “Wat een ander niet kan, is voor mij een uitdaging. Deze Alvis is een unieke en elegante wagen en natuurlijk hebben we de afweging gemaakt of we hem konden restaureren, maar we kunnen nu zeggen dat we geslaagd zijn in de opzet.”         

Om gewicht te besparen gebruikte Graber aluminium bij de motorkap, het dak en het kofferdeksel.
Wat de restauratie betreft vertelde Peter Snoodijk me bijvoorbeeld dat aluminium en staal verschillend uitzetten, waardoor er op de lassen scheurtjes ontstaan, hetgeen echter logisch en bovendien origineel is.
Peter Snoodijk: “Graber paste ook veel hout toe en daarvoor moesten we platkopschroeven hebben. Je kunt natuurlijk geen kruiskopschroeven gebruiken, dat is niet origineel. Stad en land hebben we afgezocht naar die koperen houtschroeven die we uiteindelijk bij een timmerman vonden, die ook weer mooie verhalen vertelde.
We hebben ontzettend veel tijd gestoken in het monteren van de voor – en de achterruit. Die laatste bestaat uit drie delen en doordat de kit te snel droogde, zakte hij en waren we bang dat hij zou breken. We hebben hem weer gedemonteerd en er blokjes onder geplaatst. Ook het afhangen van de grote portieren was een hele klus.
Onderdelen bestelden we bij Red Angle, een Alvis specialist, maar ik heb verschillende onderdelen zelf moeten maken, omdat die niet meer te krijgen waren, zoals bijvoorbeeld een aluminium plaat achter de voorbumper.
Graber paste sinds de TC21 een kunststof dashboard toe, in de kleur van de auto gespoten, ook in deze Alvis. Dat was gescheurd en moest ook gerestaureerd worden.
Op beurzen die ik regelmatig bezoek, vond ik ook onderdelen, zoals het typeplaatje en in Parijs vond ik zelfs een schaalmodel!
Nadat hij helemaal gerestaureerd was, is hij bij De Feijter Autoschade hier om de hoek van de mooie blauwe kleur voorzien.”

Technische gegevens

  • Motor: 2993 cc zescilinder in lijn, 116 pk, 2 SU carburateurs
  • Boring x slag = 84 x 90 mm
  • Vier versnellingen, waarvan 2, 3 en 4 gesynchroniseerd zijn.
  • L x b x h = 4,80 x 1,68 x 1,59 meter
  • Wielbasis: 2,83 meter

Proefrit met Lady Jeen
Peter Cappon nodigt me uit voor een proefrit met de TC 108 G. Hij noemt haar liefkozend Lady Jeen met een vette knipoog naar zijn vrouw Irene en voorziet elke zin over haar met het persoonlijk voornaamwoord zij…
De Alvis staat gezusterlijk naast de MGA in de garage onder zijn huis. Ik merk dat ik na het bezoek aan de Graber- tentoonstelling in Basel weer anders naar de auto kijk dan vorig jaar.
Het eenvoudige, maar o zo indrukwekkend lijnenspel intrigeert.
Daar is de statige grille met de rode Alvis triangle, de typische ‘Graberblik’ in haar ogen met op de motorkap de eagle, een van de vier Alvis-mascottes.
Deze uitvoering heeft helaas geen mistlampen die Hermann Graber zo mooi kon integreren in de neus.
Kijk eens naar de prachtige draadspaakwielen met de centrale wielmoer…
De bijzondere, in drieën gedeelte achterruit, waarvan ik nu het restauratieverhaal ken, onderscheidt haar sowieso van andere Saloons. De chromen draaigreep om de koffer te openen is zó typisch voor deze Alvis.
Inderdaad: de achterlichten van de Rover P4 zijn weer terug. Peter heeft schitterende donkerblauwe luxe kentekenplaten laten monteren, een absolute must voor zo’n beauty!
Als hij haar hart tot leven wekt, klinkt dat als muziek in mijn oren: wat een geweldige donkerbruine grom produceert die zespitter in lijn.
Ik neem plaats links van Peter, want Lady Jeen is rechtsgestuurd. Het gladde kunststof dashboard is voor die tijd écht uniek. De stoelen zitten prima, maar ook zo ongelooflijk Brits. De snelheidsmeter met de mijlenteller draait met de klok mee, de toerenteller juist tegendraads, heel apart.
Het stuurwiel met de chromen spaken komen we alleen in Engelse auto’s tegen. De naaf is gefixeerd en bovenop zit de schakelaar voor de richtingaanwijzers.
Het is al fris op 20 oktober en ze is nog koud. Met twee mannen aan de teugels moet ze het vanzelfsprekend warm krijgen en dat klopt. Op de smalle wegen richting Zuiddorpe en de Belgische grens komt ze op temperatuur en gaat de zespitter bijna zingen.
Wat een comfortabele automobiel is die Alvis toch!

Tussen 20 december en 2 februari afgelopen jaar werd er in het Louwmanmuseum in Den Haag een speciale tentoonstelling georganiseerd ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van Alvis. Jammer genoeg heb ik die tentoonstelling gemist, maar die van het Pantheon in Basel maakte natuurlijk alles weer goed.

Het is aan mensen zoals Peter Cappon en Peter Snoodijk te danken dat dit automobiele culturele erfgoed in stand wordt gehouden en dat de meesterwerken van Hermann Graber ons bij diverse oldtimerritten blijven bekoren!

Lady Jeen, when I see you again…